Villagebied Hilversum
Het Noordwestelijk Villagebied
In de negentiende eeuw was Het Gooi voor de inwoners van de steden in West-Nederland een aantrekkelijk gebied waar op relatief korte afstand de open en vrije natuur nog ongerept te genieten viel. Kunstenaars als Jozef en Isaac Israëls, Albert Neuhuys en Anton Mauve trokken er op uit om het natuurschoon in hun schilderijen vast te leggen. Maar ook later, aan het begin van de twintigste eeuw zochten schilders als Jan Sluijters en zelfs Piet Mondriaan de inspiratie van het Gooise landschap op. Het Gooi oefende ook een grote aantrekkingskracht uit op welgestelde stedelingen, met name uit Amsterdam, om er een buitenhuis te vestigen. Zo werden in de omgeving van het dorp Hilversum buitenplaatsen aangelegd, zoals Hoorneboeg/Hilversoord (1792), Wisseloord (1834), Quattre Bras (1836, 1866), Monnikenberg (1863), en de villa van de huidige bibliotheek aan de ’s-Gravelandseweg (1840). Eind achttiende eeuw was op de heide ten westen van Hilversum de aanplant van het Corversbos begonnen en een halve eeuw later werd aan de noordkant begonnen met aanleg van het Spanderswoud.
De arcadische woonomstandigheden vormden al gauw een kansrijk speelveld voor projectontwikkelaars. Toen de bereikbaarheid van het gebied met de aanleg van de spoorlijn Amsterdam-Amersfoort/Utrecht in 1874 en de paardentramverbinding tussen Hilversum en ‘s-Graveland in 1887 was verbeterd, werden op verschillende plekken door particuliere ondernemingen villaparken opgezet die op een groeiende behoefte bij welgestelde stedelingen inspeelden. Trompenberg (vanaf 1875), Suzannapark (vanaf 1879) en Nimrodpark (vanaf 1899) zijn daarvan goede voorbeelden.
In de twintigste eeuw is het Noordwestelijk Villagebied gegroeid tot het lommerrijke stadsdeel met bijzondere bebouwing dat het nog steeds is. Het villagebied maakt deel uit van de Tuinstad Hilversum en completeert de ring van groene wijken rond de binnenstad. Hieronder wordt ingegaan op de samenstellende onderdelen (villaparken) en een aantal markante gebouwen.
Een bundeling van villaparken
Het Noordwestelijk Villagebied is ontstaan in het midden van de negentiende eeuw en bestaat uit een aantal kleine villabuurten en grotere, planmatig aangelegde villaparken uit de tweede helft van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw. De samenstellende villaparken zijn Trompenberg (1875), Boomberg (1876), Suzannapark (1879), Ministerpark (1897), Nimrodpark (1899), Kannesheuvelpark (1902) en Diergaardepark (1904). Aan de noord- en westzijde wordt het villagebied begrensd door het Spanderswoud en het Corversbos. De villabebouwing is nog overwegend uit de periode 1850-1940, waaronder een groot aantal beschermde monumenten. Nieuwere bebouwing voegt zich, met enkele uitzonderingen, over het algemeen goed in het geheel.
De vroegste bebouwing met royale landhuizen bevindt zich langs en in de omgeving van de ’s-Gravelandseweg en de Hoge Naarderweg, die als de oudste aders door het gebied lopen. In de latere aanleg van het stratenplan en bebouwingspatroon is de gefaseerde groei van het villagebied goed herkenbaar. De eerste villaparken werden gebouwd door kleine exploitatiemaatschappijen op basis van het bestaande patroon van wegen en paden. Latere villaparken werden, meestal in opdracht van projectontwikkelaars, ontworpen door landschapsarchitecten en waren groter van opzet. Het is opmerkelijk dat ook toen al door projectontwikkelaars woningen gebouwd werden voor de koopkrachtige vraag uit Amsterdam.
Geleidelijk ontrolde zich aan weerszijden van de Hoge Naarderweg en de ’s-Gravelandseweg een romantisch slingerend stratenpatroon zoals dat in nederzettingen op zandgronden vaker te vinden is. Het resultaat is een bijzonder fraai en cultuurhistorisch waardevol geheel geworden. Nadat vanaf de jaren tachtig grootschalige interventies in het gebied begonnen plaats te vinden werd het villagebied door de ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer na een lange procedure in 2007 aangewezen als beschermd stadsgezicht.
Beschermd stadsgezicht
In de toelichting op het besluit tot aanwijzing van het beschermde stadsgezicht worden zes villaparken onderscheiden, die gezamenlijk het Noordwestelijk Villagebied vormen. We gaan er hieronder kort op in.
De Trompenberg
De Trompenberg dankt zijn naam aan admiraal Cornelis Tromp, die in de zeventiende eeuw in ’s-Graveland woonde. De hoogste heuvel die hij op loopafstand in de omgeving kon vinden liet hij beplanten om er te kunnen verpozen en van hieruit over het vlakke heideland te genieten van het uitzicht op de Zuiderzee.
In 1875 stichtte dr. Jacobus Penn op die plaats het Herstellingsoord de Trompenberg, een kuuroord waar patiënten in de heilzame natuur konden herstellen. In de omgeving werden aan gebogen en met bomen omzoomde lanen enkele villa’s gebouwd. Kort daarna werd het park uitgebreid naar ontwerp van landschapsarchitect Hendrik Copijn (Witte Kruislaan en Van Hengellaan). In 1885 stonden er al achttien grote villa’s. Aan het eind van de negentiende eeuw werd het park verder uitgebreid met herenhuizen langs de Steynlaan, de Bothalaan en de Middenweg. In 1893 werd op het hoogste punt de watertoren gebouwd.
De Boomberg en het Suzannapark
De Boomberg werd in de jaren dertig van de negentiende eeuw op initiatief van de kunstschilder Jan van Ravenswaay met bomen beplant voor de aanleg van een wandelpark. De wandelpaden vormden een verbinding tussen de oude begraafplaats en het Corversbos, die bij de verdere ontwikkeling van het gebied op voorwaarde van de gemeente in stand moesten blijven. De Peerlkamplaan met zijn statige laanbeplanting met beuken is daarvan nog een restant. In het laatste kwart van de negentiende eeuw werden door de Bouwmaatschappij Hilversum de villawijken Boomberg en Suzannapark aangelegd. In Boomberg ontwierp architect J. de Groot een aantal witgepleisterde villa’s in neoclassicistische stijl. Het kleinere Suzannapark kwam later tot ontwikkeling.
In die periode werden ten zuiden van de ’s-Gravelandseweg ook de buitenplaatsen Lindenheuvel en Vogelenzang aangelegd. Die laatste vormde tevens het begin van de aanleg van de plantentuin Pinetum Blijdenstein met een bijzondere verzameling coniferen, genoemd naar de eigenaar, bankier B.W. Blijdensein. De rest van het gebied werd door verschillende bouwmaatschappijen verder verkaveld en ontwikkeld.
Aan het begin van de twintigste eeuw werd op het oude haventerrein door Dudok een wandelpark aangelegd. Langs de Schuttersweg verrezen enkele bijzondere gebouwen, zoals de HBS (1903), het Gymnasium (1913), de Vondelschool (1929) en de NCRV studio (1939). Na 1945 zijn met name langs de Vaartweg enkele grootschalige gebouwen gerealiseerd.
Het Ministerpark en de Indische Buurt
In de jaren tachtig van de negentiende eeuw werden villa’s gebouwd in het gebied tussen de Oude Enghweg, het Melkpad en de Koninginneweg. De villabebouwing langs de gebogen straten in het Ministerpark kwam grotendeels in het begin van de twintigste eeuw tot stand.
Naast de villabebouwing bevinden zich enkele bijzondere gebouwen in het Ministerpark: de oud-katholieke kerk aan het Melkpad (1889), het Logegebouw aan de Oude Enghweg (1905) en het ultieme architectoniusche juweel van Hilversum, het raadhuis van Dudok (1931). Daar schuin tegenover werd in 1934 de AVRO studio gebouwd.
Het Nimrodpark
In 1899 werd het villapark Trompenberg verder uitgebreid in de richting van ’s-Graveland. Dit zogenoemde Nimrodpark werd in opdracht van een projectontwikkelaar ontworpen door de tuinarchitecten Smits en Schulz uit Naarden en Haarlem. Het plan bestond uit een centraal plein met een ‘rondpoint’, van waaruit zich als zonnestralen enkele gebogen straten met grote villa’ slingeren. In later jaren is de bebouwing verder verdicht met kleinere percelen.
Het Kannesheuvelpark
Ten noorden van het villapark Trompenberg werd, eveneens in opdracht van een projectontwikkelaar, in 1902 het Kannesheuvelpark gebouwd. Dit villapark kreeg eveneens slingerende lanen en een rondpoint, geheel in de zogenoemde Engelse Landschapsstijl die toen zeer in de mode was. Ook dit gebied werd in de jaren na 1910 verder verdicht met kleinere villapercelen.
Het Diergaardepark
Ten zuiden van de Trompenberg, aan de overzijde van de ’s-Gravelandseweg, werd in de periode 1904-1907 op particulier initiatief het Diergaardepark aangelegd. De beroemde tuinarchitect H. Copijn ontwierp een stervormig stratenpatroon met een centraal rond plein. Daarlangs waren grote villapercelen geprojecteerd. Het park dankt zijn naam aan de dierenverzameling van eigenaar en opdrachtgever F.E. Blauw. De Joelaan is genoemd naar zijn lievelingspaard. Ook dit park werd na 1910 verder verdicht met kleinere bouwpercelen. Ter plaatse van sommige oorspronkelijke grote villa’s zijn in de loop van de twintigste eeuw grote gebouwen verrezen, zoals bejaardenhuizen en scholen. (De interessante ontstaansgeschiedenis van het Diergaardepark is te lezen in een artikel van Annette Koenders voor Albertus Perk)
Belangrijke gebouwen
Het noordwestelijk villagebied is rijk aan bijzondere monumentale gebouwen, waaronder vele beschermde monumenten. Beide categorieën gebouwen, de beschermde en de niet beschermde monumenten vormen samen en in samenhang met de stedenbouwkundige aanleg het unieke karakter van het beschermde stadsgezicht. Een goed overzicht van de waardevolle elementen is te vinden in de publicatie Visie noordwestelijk villagebied van de gemeente Hilversum, vastgesteld in 2002. De beste indruk wordt echter verkregen met een uitgebreide wandeling langs de slingerende lanen en langs de vele honderden prachtige landhuizen en villa’s waarop Hilversum terecht nog steeds trots is.
We noemen slechts enkele hoogtepunten, die tezamen een indruk geven van de rijkdom aan bouwstijlen die in het villagebied aanwezig zijn:
Rossinilaan 4, villa d’Olijftak
Dit landhuis met aangebouwd houten atelier is in 1904 door architect J.W. Hanrath (1867-1932) voor zichzelf gebouwd in een mengvorm van de Hollandse en Engelse landhuisstijl. Hij gebruikte natuurlijke materialen zoals schoon metselwerk, dakpannen en hout. De ingangspartij is herkenbaar van zijn hand: een deur met twee kleine zijramen onder luifel en boogvormig bovenlicht, hier met gekleurde glas-in-loodramen met het beeld van een olijftak. De bay-windows (serreachtige uitbouw) zijn typisch voor de Engelse stijl. Hanrath is een voor Hilversum belangrijke architect die veel heeft gebouwd in het villagebied. Zijn landhuizen zijn heel herkenbaar in vorm en worden gezien als de voorlopers van de twee-onder-een-kap woningen. Hij bouwde ook grote panden, zoals de Godelindeschool aan de Mozartlaan in 1904 en villa Kannesheuvel aan de Palestrinalaan 11 in 1908. Hanrath was ook lid van de Schoonheidscommissie van Hilversum.
Albertus Perkstraat 12
Het ensemble in het villapark de Boomberg, gesitueerd rond de Torenlaan, Vondellaan, Spieghellaan, Peerlkamplaan en Boomberglaan werd ontworpen door de gebroeders de Groot. De kloeke villa heeft een typisch blokvormig hoofdvolume dat wordt verzacht met neoclassicistische versieringen in de gevel en de houten onderdelen. De aangebouwde serre en balkons zorgen voor het contact met de natuurlijke omgeving. De villa ligt in een tuin met gazon en bomen. Hij staat als visuele beëindiging in de as van de Spieghellaan.
Peerlkamplaan 3
Villa Vreewijk is in 1890 in schilderachtige ‘eclectische’ trant gebouwd naar ontwerp van J. de Groot. De villa ligt in een tuin met gazon en bomen, langs de straat afgescheiden door een ijzeren tuinhek. Opvallend zijn de sierlijsten langs de dakrand van de overstekende kappen. Ook kenmerkend zijn de sierspanten met decoratief snijwerk en ‘makelaars’ boven de topgevels. De witgepleisterde gevels zijn uitgevoerd met schijnvoegen en boven de cordonlijst met banden in ‘pseudo-vakwerk’.
Parklaan 1
Deze villa, gebouwd in 1903 in Neorenaissance stijl naar het ontwerp van J.Bol, behoort tot een reeks van vijf villa’s: Parklaan 1, Nimrodlaan 6 en 8, Hoflaan 5 en 7. Dit ensemble van villa’s werd gebouwd om kopers aan te trekken van percelen in het recent aangelegde Nimrodpark. Elke villa is anders; de kopers wilden een eigen villa die zich onderscheidde van de andere villa’s. De Parklaan 1 heeft tal van sierlijke elementen, zoals de gepleisterde ‘speklagen’ en gekleurde geglazuurde tegeltjes boven de ramen op de begane grond en raamlijsten met diamantmotief.
Insulindelaan 19
De Kameel, zoals dit landhuis ook wel wordt genoemd, van architect J. Dullaart uit 1926, is een voorbeeld van de in het Gooi zo geliefde Gooise landhuisstijl. Beeldbepalend is dit landhuis aan een plantsoen gelegen. Het heeft een grillige plattegrond en een grote rieten kap die golvend over de bouwlagen is gedrapeerd. Het metselwerk van miskleurige bakstenen kent ronde accenten aan weerszijden van de decoratief versierde garagedeur. De Gooise landhuisstijl vertoont dan ook verwantschap met de Amsterdamse School.
Rossinilaan 11
In het villagebied staat een aantal moderne villa’s. Architect Elling ontwierp ze in een functionalistische bouwstijl met een betonconstructie, veel glas in stalen kozijnen en met platte daken. In het villagebied staan er drie, de eerste de Hertog Hendriklaan 1 uit 1929, de Joelaan 2 uit 1930 en de Rossinilaan 11 uit 1936. Het zijn allemaal rijksmonumenten. Elling heeft in Hilversum ook samen met Duiker gewerkt aan hotel-theater Gooiland. Hij kende de architecten van het Nieuwe Bouwen en was ook bevriend met Bart van der Leck die voor hem kleurenschema’s ontwierp in interieur en exterieur. Bij de Rossinilaan 11 zien we het kleurenschema in de primaire kleuren (rood, geel en blauw) onder de dakrand.
Surinamelaan 30
Dit kleine landhuis werd in 1950 gebouwd naar het ontwerp van E.C. Falkenburg. Hij bouwde in het villapark ‘West-Indiëpark’ of ‘Heideveldpark’ vijf woningen. Het villapark werd later bebouwd dan de villaparken ten noordwesten van het centrum omdat het verder weg lag van het station en het centrum. Het landhuis heeft de kenmerken van de bouwstijl die in de jaren vijftig van de twintigste eeuw populair waren: wit gesausde bakstenen gevels boven een plint van schoon metselwerk. De schoorsteen is decoratief uitgemetseld. Het ontwerp is verfijnd met verjongende gemetselde kolommen. Helaas zijn de oorspronkelijke ramen vervangen.
Bijgebouwen Quatre Bras
Quatre Bras is een voorbeeld van een buitenplaats, gelegen aan de ’s-Gravelandseweg. De oorspronkelijke villa is gesloopt; op die plek staat nu het appartementengebouw Quatre Bras van W.M. Dudok uit 1954. De oorspronkelijke omvang van de buitenplaats is goed te herkennen aan de bijgebouwen die nog steeds bestaan: de houten tuinmanswoningen aan de Beethovenlaan 1 en de Mozartlaan 9. Deze zijn in 1902-1903 gebouwd door architect E. Verschuyl. In de gevel van de Beethovenlaan zijn cassettes geplaatst met gesneden voorstellingen uit het leven op het land. Aan de ’s-Gravelandseweg 144 staat de koetsierswoning met stal (nu kerkgebouw) van de befaamde architect A. Salm uit 1898. Het houten gebouw is zeer rijk uitgevoerd met gesneden houten onderdelen. Op het dak staat een decoratieve opengewerkte toren.
Waardevolle kenmerken
Ondanks de twintigste-eeuwse toevoegingen en veranderingen heeft het villagebied zijn oorspronkelijke karakter grotendeels weten te bewaren. Zowel het stratenpatroon als de aard en schaal van de bebouwing zijn overwegend historisch waardevol en vormen een uniek voorbeeld van de villaparkaanleg uit de periode 1850-1940 in Nederland. De groei in deelgebieden is nog goed herkenbaar. Het bebouwingsbeeld is afwisselend en leest als een staalkaart van de villa-architectuur uit die periode. Veel van de villa’s zijn beschermde monumenten. De jongere toevoegingen zijn over het algemeen zorgvuldig ontworpen en vormen op enkele uitzonderingen na geen storende elementen. Zij passen over het algemeen nog in de korrelgrootte van het villagebied, ook al heeft de verdichting inmiddels zijn maximale grens wel bereikt. Een uitzondering vormen de grootschalige gebouwen uit de recente geschiedenis, zoals enkele appartementencomplexen, die een storend element in de historische structuur vormen. De straatprofielen met laanbeplanting, vaak nog begrensd met doorlopende grasbermen, soms met passende klinker of grindverharding, zijn nog overwegend gaaf.
Nieuwbouw uit de jaren tachtig
Een uitgebreide analyse van de cultuurhistorische waarden en richtlijnen voor het beheer van het gebied zijn te vinden in de publicatie Visie noordwestelijk villagebied van de gemeente Hilversum, vastgesteld in 2002.
Visie Noordwestelijk villagebied HilversumMeer lezen
De afgelopen decennia zijn tal van publicaties verschenen die bijdragen aan de kennis en waardering voor tuinstad Hilversum bij het grote publiek en bij de lokale politiek; een essentiële voorwaarde voor verantwoorde instandhouding van die bijzondere erfenis.
- Ton Coops (red.) et.al., Oorden van Schoonheid, buitenplaatsen en landgoederen in Hilversum (Verloren Hilversum, 2000)
- Annette Koenders: Hilversum, Architectuur en stedenbouw 1850-1940 (Waanders Zwolle, 2001)
- Bram van der Schuyt en Ineke de Ronde (red.) et.al., De ’s-Gravelandseweg en zijn bewoners (Verloren Hilversum, 2005)
- Anton Kos, Historische Atlas van Hilversum, Van esdorp tot mediastad (SUN Nijmegen, 2015)
Auteur
Rob Docter
Ir. Rob Docter is adviseur ruimtelijk kwaliteitsbeleid, was hoofd afdeling bouwkunst ministerie OCW, directeur van het Berlage Instituut en voorzitter van het European Forum for Architectural Policies. Rob is gastredacteur bij Steengoed Hilversum.